Een panna is pas een panna als er panna op staat.
Een panna is pas een panna als hij tot in de puntjes is afgewerkt. Iemand door de benen spelen “poorten” is zo geweldig grappig.
Je ziet het best redelijk vaak.
Soms helemaal per ongeluk. Veel van de spelers zien de panna als het meest belangrijke in de passeerkunst. Msschien is dat ook wel zo, maar dan moet een dergelijke passeerbeweging niet eindigen in balverlies.
Iets door een poortje schieten is geen kunst, maar daarna in balbezit blijven is niet zo makkelijk.
Een panna die je zelf weer aan de bal brengt is zeer lastig. Een panna die je doet om je medespeler in bezit te brengen is vaak moeilijk uit te voeren. Er spelen teveel problemen mee en de panna lijkt dan een niet voor de hand liggende oplossing.
De balkunstenaar moet het wel kunnen beheersen. Nah, dat gaat het bij mij dus niet worden. Ik draai het meestal om.
Ik laat ruimte ontstaan door mijn voeten wat meer uitelkaar te houden. Ik lok de panna uit omdat ik weet dat de hongerige over het paard getilde tegenspeler hier in trapt.
De panna wordt dan uitgevoerd op een manier die je met ogen dicht nog kan bedwingen. Tong uit de mond, ogen gericht op de ruimte tussen de benen door en daar door steke blind. Een snelle sluitende beweging of zelfs de panna accepteren kan alleen maar in mijn voordeel zijn, omdat ik daarna in balbezit kom.
De panna moet je uitvoeren als een panna niet mogelijk lijkt. Het uitlokken van de beweging bij je tegenspeler moet de ruimte creëren. De panna is dus meer dan het poorten het heeft een vòòr-beweging nodig, die moet de deur openmaken.
Uiteindelijk is het bij mij gewoon de kift. Mijn zoon pannaat mij alsof ik er niet eens sta.
Gelukkig kan ik weer andere dingen beter.
(Visited 250 times, 1 visits today)